Paling (Anguilla anguilla)

 
De paling wordt ook tegenwoordig nog beschouwt als een mysterie, omdat met betrekking tot zijn paargewoonten en zijn ontwikkeling veel vragen onopgelost zijn. De gemiddelde lengte is 40 - 60 cm bij een gewicht van 500 gram. Maximaal kunnen ze 130 cm worden bij een gewicht van 5 kilos. Wijfjes worden langer dan mannetjes en palingen langer dan 45 cm zijn dan ook meestal wijfjes. Eind september tot eind oktober trekken de palingen naar de paaigronden in de Sargassozee en zetten daar circa 500.000 eitjes per kilo lichaamsgewicht af. Paaien doen ze maar 1 keer in hun leven. De jonge diertjes hebben 3 jaar nodig om terug in de binnenwateren te komen. Deze jonge dieren zijn doorzichtig waardoor de naam "glasaal" is ontstaan.
Omdat de paling een bodemvis is die 's nachts actief is ligt hij overdag bewegingloos onder wortels van planten en gaat pas bij schemering op jacht naar voedsel. De gunstigste tijd is van middel april tot eind oktober en behalve in de nachtelijke uren bijt de paling ook goed tijdens warme zwoele zomeravonden. Ook bij regen en onweer overdag is de kans aanwezig om paling te vangen. Het beste aas om op paling te vissen zijn  kleine vissen, stukken vis en wormen maar ook kreeft en krabben zijn geschikt. Het lange lichaam lijkt op een slang en zijn slijmerige huid lijkt naakt doordat de schubben niet alleen zeer klein zijn maar ook diep in de huid steken. De kop is afhankelijk van de voeding heel breed of spits (breed is vissen en spits is wormen, larven en kreeftjes).