Pos (Gymnocephalus cernua)

De pos houdt van rustig water met een zanderige bodem. Hij leeft bij voorkeur in grote scholen dicht bij de bodem. De paaitijd is van maart tot mei. Hij stelt geen hoge eisen aan de ondergrond maar een watertemperatuur van 10 -15 graden is wel nodig. Op ongeveer 2 meter diepte in de buurt van de oever worden de ongeveer 1 mm grote eitjes afgezet. Elk wijfje legt 400 eitjes per gram lichaamsgewicht, afzonderlijk of in snoeren. De eitjes hechten zich aan planten, stenen en aan de bodem. Een gemiddelde pos wordt 10 - 20 cm groot en weegt 50 - 100 gram. De maximale grootte is 25 cm bij een gewicht van 250 gram. Possen worden als ongewenste bijvangst beschouwd want ze happen heel gretig in het aas en slikken de haak ver in. Doelgericht op pos vissen kan het hele jaar maar de beste tijd is vlak na het kuitschieten. Je kunt de pos lokken door met een stok de bodem om te woelen. Het (dood) aas dicht bij de bodem aanbieden. Ook kunnen er kleine maden, zgn pinkies gebruikt worden. Op de bruine rug, die onregelmatige blauwe vlekken op een groenachtige ondergrond heeft, zit een rugvin met scherpe vinstralen. De buik en de flanken van de pos zijn geelwit en op de staartvin heeft hij donkere vlekken. De pos heeft een grote, spitse kop met grote ogen en een stompe snuit. Hij heeft harde schubben. De buik-en de aarsvin hebben aan het voorste deel harde stralen.